In het harnas gestorven

In het harnas gestorven

Carel Godin de Beaufort

Carel was de eerste Nederlander die deel uitmaakte van het Grand Prix circus. Hij werd na een aarzelend begin de verpersoonlijking van de Nederlandse autocoureur. De jonkheer van Kasteel Maarsbergen was voor niets en niemand bang, ging altijd zijn eigen weg en werd gedurende zijn gehele carrière gehinderd door zijn grote lengte en hoge gewicht. Hij probeerde vaak af te vallen voor een betere pk-gewichtsverhouding. Dat gaf weleens praktische problemen voor zijn reisgenoten. Wanneer Carel aan het lijnen was, moesten anderen op een houtje bijten. Mt zijn zilverkleurige Porsche Spyder was de Beaufort een graag geziene figuur bij sportwagenraces maar een vreemde eend in de bijt toen hij met een Porsche RSK deelnam aan de Grote Prijs van Nederland 1958. Een sportwagen te midden van de formule 1 auto’s. Met een Spyder vloog hij in 1959 tijdens een sportwagenrace over de steile wand op de AVUS in Berlijn. Geen mens gaf een pfennig voor zijn leven. Groot was echter de verrassing toen hij even later weer op de verregende piste verscheen. Bomen braken zijn val en via de parkeerplaats reed hij het circuit op waar verbaasde officials hem de zwarte vlag gaven. Jonkheer Carel Pieter Antoni Jan Hubertus Godin de Beaufort, Heer van Maarn en Maarsbergen, reed in 28 Grote Prijzen voor het wereldkampioenschap, te beginnen met de GP van Duitsland 1957 (Porsche Spyder) tot en met de Grote Prijs van Nederland 1964.Porsche was zijn merk: hij racete er 26 keer mee in F1 verband. De andere twee waren een Maserati 250 F (GP Frankrijk 1959) en een Cooper F2 (GP van Nederland 1960). In 1963 werd benoemd tot beste priverijder van de formule 1. Met zijn sterk verouderde Porsche 718 (ex-F2) had hij moeite om zich te kwalificeren voor de GP van Duitsland 1964 op de Nürburgring. Tijdens de zaterdagtraining van 1 augustus vloog hij van de weg en werd zodanig ernstig gewond dat hij de volgende dag overleed in het Universiteitsziekenhuis te Keulen, 30 jaar oud.

© Rob Wiedenhoff

 

Ab Goedemans

Groot geworden in karts, samen met zijn jeugdvriend Toine Hezemans met wie hij in Eindhoven in auto’s handelt, maakt Ab Goedemans eind 1966, dan net 24 jaar oud, een spectaculair debuut in de autosport met een tweeliter BMW van het Racing Team Holland. Voor 1967 stapt hij over naar het Stichts Racing Team, waar hij met de ex-Hezemans Abarth 1000 TC mag rijden. Daarmee wordt Ab prompt nationaal kampioen en schittert hij ook tijdens de EK-race op Zandvoort, een voorproefje van zijn definitieve, internationale doorbraak een jaar later.

Goedemans wint in 1968 overal, op Monza, Aspern, Snetterton, Zolder en, samen met Toine, op de Nürburgring. De EK-titel en een fabriekscontract met Abarth lonken, maar eerst, in het eerste weekeinde van september, mag Ab van Carlo Abarth de ADAC 500 KM Rennen rijden op de Ring, met een 1000SP, een prototype. Tijdens de training voor die race, op vrijdag 2 september, gaat het mis. Bij de Antoniusbrücke raakt Ab met de wielen van de Abarth in het gras, slipt, en slaat over de kop. Hij wordt uit de auto geslingerd, de bomen in – een fatale vlucht. Ab Goedemans behoorde tot de eerste generatie grote, Nederlandse talenten die ook buiten de landsgrenzen naam maakten. “Als Appie alles zou hebben overleefd”, aldus Toine Hezemans, “denk ik dat hij de snelste man op vier wielen was geweest die ooit bestaan heeft.” © Mark Koense/RTL GP.

Marcel Albers

Het seizoen 1992 moest zijn jaar worden. Om op te vallen. Marcel Albers (1967-1992) was geen man van grote woorden, Zeker, hij vertelde dat hij in de formule l wilde gaan rijden.
Uit zijn mond klonk dat niet als grootspraak want hij wist waarmee hij bezig was. ,,Eens moet een Nederlander succes behalen in de formule 1. En dan wil ik diegene zijn’’, zo klonk het. Marcel stopte met zijn studie economie in Antwerpen om zich te richten op de autosport. Waarin hij op een onverwachte manier terechtwam. Zonder dat zijn vader, vroeger actief in de rallysport, er van wist meldde hij zich voor de Marlboro Challenge, samen met vijftienduizend andere hoopvollen. Hij bleek de beste. Een jaar later, in 1989,  stapte hij in een Formule Ford 1600 en behaalde meteen het Nederlands kampioenschap. In 1990 volgde de Formule Opel Lotus Euroseries waarin hij zesde werd. Een jaar later sloeg hij een weg die veel latere toppers voor hem namen: hij vestigde zich in Engeland. Daar reed hij formule 3 voor Alan Docking. Wat de vijfde plaats opleverde. Ook kwam hij uit in de Marlboro Masters: derde, achter winnaar David Coulthard en Jordi Gene.  Met een fabrieks Ralt-Mugen van Alan Docking Racing begon hij 1992 voortvarend met het winnen van de openingsronde op Donington Park. Op Silverstone viel hij uit met pech en toen kwam, op Tweede Paasdag, de derde ronde op Thruxton. Daar maakte hij een snelle opmars, na problemen met de versnellingsbak, waarbij hij tegen teamgenoot Elton Julian botste en een enorme salto maakte. Een crash die hij helaas niet overleefde. Marcel Albers, vierentwintig jaar oud, leeft voort op het in 1998 geplaatste Nationaal Autosport Monument bij de ingang van het Circuit Park Zandvoort. Naar aanleiding van zijn overlijden werd het initiatief genomen om personen die Nederlandse autosportgeschiedenis schreven of dat nog steeds doen, op die manier in herinnering te houden.

© Rob Wiedenhoff

Wim Gerlach

Eerste Pinksterdag 1957 was bij de nationale autoraces van de Nederlandse Autorensport Vereniging een dag om door een ringetje te halen. De zon scheen, overal opgewekte gezichten. De jonge vereniging had zijn best gedaan met aantrekkelijke startvelden. Een prima dag voor de Nederlandse autosport. Bij de ingang van het circuit stopte een Porsche Carrera Speedster. Met jeugdige belangstelling bekeek ik de sportwagen. Gave vormgeving, leuk geluid. Met enige afgunst keek ik de bestuurder na. Vanaf een kleine tribune, naast de stenen hoofdtribune, met zicht op het tijdwaarnemershuis en de bocht onderaan de Hunserug, volgde ik de races. Het programmaboekje nam ik eindeloos door. De Porsche die ik een paar uur eerder had bekeken, kwam ook voorbij. Nu stond er startnummer 76 op. Door die eerdere toevallige ontmoeting, bekeek ik de auto en de mij onbekende coureur, Wim Gerlach, met extra belangstelling. De Porsche werd gevolgd door de Hirondelle van Henk van Zalinge. Opeens ging het mis. De auto kwam naast de weg, vloog omgekeerd door de lucht en verdween in een duinpan. Als toeschouwer wist ik niets van de gevolgen, maar voelde aan dat het ernstig was. Inderdaad. Wim Gerlach was het eerste slachtoffer op het circuit. De plek des onheils werd voor altijd de Gerlachbocht.

Wim Loos

Een groot talent dat helaas op de jeugdige leeftijd van eenentwintig jaar in het harnas stierf. Als jonge Zandvoorter (2 juni 1946) had Wim Loos mogelijkheden om te excelleren binnen handbereik: het circuit en de anti-slipschool van Rob Slotemaker. De laatste ontfermde zich over hem. Ook Maarten van Wamelen, in 1964 sportmanager van het Racing Team Holland, wilde Wim aan start krijgen. Dat gebeurde, als achttienjarige. Hij kreeg de kans om met een Ford Cortina-Lotus in de oranje kleuren van het Racing Team Holland op het circuit van Zandvoort te debuteren. Loos won meteen de klasse. Hij bleef bij het nationale team dat zich ten doel stelde om jong talent te begeleiden. Met de BMW 1800 TISA van het RTH werd hij Nederlands kampioen in 1965. De overstap naar internationaal racen met de nieuwe Porsche Carrera 906 van het Racing Team Holland leek de volgende kans om door te stoten. Op 24 april 1966 trad het RTH aan met twee fonkelnieuwe Porsches 906 voor eigen publiek op Zandvoort. Wil Loos in de ene, Gijs van Lennep in de andere. Het was een vingeroefening voor het aanstaande internationale seizoen en werd beschouwd als een demonstratierace voor eigen publiek aangezien er geen enkele tegenstand was. Wim won de race, pal voor Gijs. Beiden waren aan elkaar gewaagd: hun snelste rondetijd was identiek. De combinatie Loos-Van Lennep zou, volgens verwachting van kenners, het Racing Team Holland uitstekend van pas komen. Het feest ging echter niet door want Rob Slotemaker stak er een stokje voor. Zijn anti-slipschool medewerker wilde hij niet zien rijden voor het RTH want hij had een hekel aan wat het ‘Pon kamp’ werd genoemd. Wim moest optreden voor het nieuwe Team Slotemaker. Bij voorraces voor de Grand Prix van Nederland 1967 reed hij zich in de kijker met een Alfa Romeo GTA. Van de formule 1 managers die hem aan het werk zagen nam Franco Lini van Ferrari contact op. Van een eventuele samenwerking kwam niets terecht. Op 23 juni 1967 verongelukte Wim Loos in een Alfa Romeo GT tijdens de 24-uursrace voor toerwagens op Francorchamps. De Nederlandse autosport bleef voorgoed verstoken van een groot talent dat zich nooit ten volle zou ontplooien.

Rob Wiedenhoff

Rob Slotemaker

Hij kon eerder vliegen dan autorijden. Bij zijn eerste sportwagenraces van de Nederlandse Autorensport Vereniging op Zandvoort noemde de commentator hem steevast ‘de blonde straaljagerpiloot’. Rob Slotemaker stond altijd op gespannen voet met autoriteiten. In militaire kringen kreeg hij een aanvaring doordat hij met een straaljager onder de Moerdijkbrug was gevlogen. In de Nederlandse autosport bleef hij een ‘enfant terrible’ dat altijd overhoop lag met officials, managers en collega coureurs. Het is nu een leuke anekdote maar het ‘Verraad van Monza’ in 1964 toen hij een afspraak niet na kwam en Racing Team Holland teamgenoot Ben Pon kort voor de finish de zekere zege ontnam, zorgde destijds voor ophef. Rob maakte internationaal naam met zijn anti-slipschool die in de jaren vijftig kleinschalig begon op een zijweg van het Zandvoortse circuit ter hoogte van de als ‘Bos In’ bekend staande bocht. Slotemaker bezat een fenomenale wagenbeheersing, bespoedigde de carrières van Wim Loos en Jan Lammers en speelde een belangrijke rol bij de stunts voor de film Le Mans van Steve McQueen. Jammer was dat hij zijn autosport activiteiten te veel versnipperde. Het was van alles wat; bijvoorbeeld rally’s met een DAF en racen met een Porsche 904. Veel maakte hem dat niet uit, de slipschool kwam als nummer één. Bijzonder tragisch is dan ook dat de ongekroonde slipkoning na 25 jaar autosport tijdens zijn laatste racedag op 16 september 1979 in een onbelangrijke wedstrijd met een Chevrolet Camaro op een plas olie ging glijden, de slip opving maar tegen een aan de kant stilstaande auto knalde waarbij hij zijn nek brak. Rob Slotemaker werd vijftig jaar.

© Rob Wiedenhoff

Wim Boshuis

 

Begin en medio jaren zestig van de vorige eeuw begon een fenomeen dat niet meer weg te denken is in de autosport. Steeds meer coureurs die zich bekwaamden in de kartsport, stapten over naar hetgrote werk. Doorgaans gebeurde dat met toerwagens. In die periode zochten onder meer Ed Swart, Toine Hezemans, Ab Goedemans, Dick van Staalduinen, Jan van Osch en Wim Boshuis hun heil in de autosport. Ed Swart en vooral Toine Hezemans werden beroemde namen in de Nederlandse racerij en ver daarbuiten. Teams waar ex-karters een warm welkom genoten waren de Scuderia Auto Swart (van Ed Swart, uiteraard) en SRT Holland waar de van het Racing Team Holland overgekomen manager Ger Oosterman geen onbekende was als actieve kartracer. Ger onderkende als geen ander het riante potentieel van door de wol geverfde kartcoureurs. Wim Boshuis, op 4 mei 1942 geboren, droeg een bril, had in geen enkel opzicht het door buitenstaanders verwachte uiterlijk van autocoureur, maar betoonde zich een zeer verdienstelijk en uiterst betrouwbare rijder. Die dat bewees met een aantal uiteenlopende auto’s. Zoals een NSU 1000 TT, een Fiat 128 Sport Coupé, uiteraard de Fiat-Abarth 1000 TC waarmee vrijwel alle karters furore maakten, maar ook een Ford Escort, een BMW 3.0 CSL, een Opel Manta, een Opel Commodore of een Alfa Romeo 1300 GTA Junior waarmee hij in 1972 Nederlands kampioen werd.

Oosterman: ,,Als persoon was hij fantastisch. Heel openhartig, maakte nooit herrie, deed alles prima zelf en was een gedreven autocoureur die ontzettend betrouwbaar was.’’ Na bijna veertig jaar moet Ger nog lachen als hij er aan denkt dat hij meende dat Wim best iets venijniger kon rijden. ,,Er mocht wel wat extra spanning gebeuren, vond ik.’’ Maar Boshuis bleef zichzelf. Rustig en ingetogen. Zelf lichtte hij eens in een interview een onverwacht tipje van de sluier: Ik ben erg driftig, al weet ik dat in de racerij te beheersen.’’ Dat hij in 1969 bij de training voor de laatste wedstrijd op Zandvoort over de kop ging met een Fiat-Abarth had niet te maken met onstuimig rijgedrag. Een stormachtige zijwind blies het lichte karretje, waar de voorwielen vaak omhoog kwamen in de bochten, pardoes omver in het Scheivlak. Auto total loss. Zijn uitstekende kans om na een seizoenlang duel zijn concurrent Rob Dijkstra te verslaan, werd daarmee getorpedeerd.

In 1975 nam Wim voor het Dutch National Racing Team (DNRT) in Levi’s kleuren deel aan de 24-uursrace van Francorchamps voor toerwagens. Hij wisselde de rijbeurten in de geel-zwarte Opel Commodore GS/E af met Loek Vermeulen en Alois Matthijssen. Het circuit van Spa-Francorchamps stond aangeschreven als zeer gevaarlijk vanwege de hoge snelheden die werden bereikt op het veertien kilometer lange stelsel van afgesloten openbare wegen. Tijdens de 24-uursrace van 1973 verongelukten daar Joisten, Dubois en Larini.

Na opheffing van SRT Holland vond Boshuis in 1973 onderdak bij Team Veronica (drie nationale races met Fiat 128 sport coupé en een met BMW 3.0 CSL), in 1974 was zijn racen een incidentele hobby: met een Fiat 128 voor Team Veronica 538 in Zandvoort, in een Opel Manta voor het DNRT in de 24-uursrace van Francorchamps en bij Castrol Team Zakspeed met een Ford Escort op Zandvoort (EK toerwagens).

Wim hield contact met zijn vroegere teammanager Oosterman en vroeg om raad. Wel of niet rijden op Francorchamps? Door een gril van het noodlot raakte Oosterman andermaal betrokken bij een droevige gebeurtenis. In 1968 vroeg Ab Goedemans hem als SRT-rijder of hij het goed vond als hij voor Abarth met een 1000 SP op de Nürburgring ging rijden. ,,Ik zei dat het me niet verstandig leek want die Abarth had een stuur in het midden. Vanwege het probleem met een van zijn ogen, leek het me niet handig als hij dat deed. Hij was gewend om helemaal links te zitten. Hij zei ‘laat me nou gaan’ en ik kon alleen maar zeggen dat ik hem niet vast kon binden.’’ Zeven jaar later informeerde Boshuis bij Oosterman. Ook ditmaal volgde negatief advies. ,,Ik vertelde hem niet te gaan. Zijn conditie was niet perfect want hij had dat jaar nog niet gereden. De race in juli zou zijn eerste van het seizoen worden. We hadden het erover dat het circuit gevaarlijk was en een beetje uit de gunst.’’ Oorspronkelijk zou Jim Vermeulen deel uitmaken van het driekoppige team maar wegens rugklachten mocht hij niet racen en werd een vervanger aangesteld. Boshuis.

In de avond van 26 juli 1975 ging het dramatisch mis. Op het uiterst snelle traject dat terug voert naar haarspeldbocht La Source, slipte Boshuis in het donker op olie en kwam op de weg tot stilstand. Daarmee eindigde zijn geluk. Nadat Boshuis uitstapte werden hij en zijn auto aangereden door een eveneens geslipte deelnemer (die dat wel overleefde). Een vreselijke klap. De tragiek sloeg wederom toe op Francorchamps. De 33-jarige eigenaar van een aannemingsbedrijf in de wegenbouw, wonende in Den Dolder met vrouw Arina en twee jonge kinderen, had geen schijn van kans.

Rob Wiedenhoff